aanbreken

aanbreken
{{aanbreken}}{{/term}}
I 〈onovergankelijk werkwoord〉
[beginnen] comebreak, dawn 〈dag〉, fall 〈nacht〉
voorbeelden:
1   het moment was aangebroken om afscheid te nemen the moment had come to say goodbye
     bij het aanbreken van de dag/nacht at daybreak/nightfall
II 〈overgankelijk werkwoord〉
[aanspreken] break into 〈voorraad〉break (into) 〈geld〉, open (up) 〈fles〉
voorbeelden:
1   er staat nog een aangebroken fles there's a bottle that's already been opened

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.

Игры ⚽ Поможем написать курсовую

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”